Het P'A'S – Platform 'Allochtone' Studenten – maakt zich ernstige zorgen over het voortbestaan van het vier jaar oude aanmoedigingsfonds gelijke kansen en diversiteit. Blijkbaar wordt het voortbestaan ervan reeds in vraag gesteld. Nochtans is de doelstellingen van het fonds nog lang niet gerealiseerd: evenredige participatie van alle groepen bij de in- door- en uitstroom in het hoger onderwijs. Zeker wat studenten uit etnische minderheden betreft, blijft er nog een lange weg te gaan.
Het aanmoedigingsfonds kampt met een aantal serieuze kinderziektes: een ad hoc kader dat niet toekomstgericht is, teveel doelgroepen, geen éénvormige definities, geen vergelijkbare cijfers, vrijblijvende indicatoren, te weinig middelen en een absoluut tekort aan inspraak van 'allochtone' studentenorganisaties. Maar P'A'S waarschuwt dat het kind niet met het badwater mag weggesmeten worden. Afschaffen is geen optie. De oplossing moet erin bestaan het aanmoedigingsfonds grondig te verbeteren. Nu de nieuwe generatie beheersovereenkomsten met nog een jaar werden uitgesteld, is er de tijd om grondige verbeteringen aan te brengen. Als koepel van belanghebbende 'allochtone' studentenverenigingen willen wij graag inspraak in hoe het toekomstige fonds eruit moet zien. In dit standpunt zetten we onze visie hierop uiteen.
lHet kader
Dankzij het aanmoedigingsfonds kregen hogescholen en universiteiten ondertussen heel wat experimenteerruimte – financieel en qua tijd - om uit te testen wat werkt en wat niet. Maar na vijf jaar aanmoedigen van gelijke kansen wordt het stilaan tijd om ook resultaten te boeken. De resultaatsverbintenissen in de huidige generatie beheersovereenkomsten zijn daarvoor te vrijblijvend. Het volstaat niet langer dàt hoger onderwijsinstellingen een beleid voor gelijke kansen en diversiteit hebben uitgeschreven. In de toekomst moet hun beleid worden geëvalueerd op haar effectiviteit inzake in- door- en uitstroom van 'allochtone' jongeren. De nieuwe generatie overeenkomsten moeten resultaatsverbintenissen worden in plaats van vrijblijvende inspanningsverbintenissen. Wij willen niet langer een aanmoedigingsfonds diversiteit en gelijke kansen. Wij willen een heus gelijke kansen- en diversiteitsfonds!
Beheersovereenkomsten met resultaatsverbintenissen mogen natuurlijk een lange termijn visie en strategie niet in de weg staan. Daarom moet er een duurzaam kader zijn voor deze resultaatsindicatoren. Dat kader bestaat uit de doelstelling van evenredige participatie van etnische minderheden en dit zowel bij de in- door- als uitstroom uit het hoger onderwijs. Op basis daarvan kan je streefcijfers voor de in- door- en uitstroom bepalen en een groeipad vastleggen. Zolang de einddoelstelling niet is behaald, blijft het kader toekomstgericht, duidelijk en relevant. Het is bovendien toepasbaar voor alle hoger onderwijsinstellingen en levert vergelijkbare, verifieerbare en objectieve resultaten op. De resultaatsindicatoren van het aanmoedigingsfonds nieuwe stijl moeten dus kwantitatief zijn. Natuurlijk vergt een geslaagd diversiteitsbeleid kwalitatieve acties. Maar de kwaliteit van de acties laat zich meten via de kwantitatieve vooruitgang inzake evenredige participatie.
In de beheersovereenkomsten moeten instellingen het kader van evenredige participatie concretiseren in streefcijfers voor de in- door- en uitstroom. Net zoals de Vlaamse overheid ook voor haar eigen personeel werkt met concrete streefcijfers voor het aandeel allochtonen. Ook de vele bedrijven en organisaties die in het kader van het decreet evenredige arbeidsmarktdeelname een diversiteitsplan afsloten, werken met streefcijfers. Aangezien de Vlaamse overheid het hoger onderwijs precies financiert omwille van de democratische toegankelijkheid en gelijke kansen, zijn streefcijfers voor 'allochtone' studenten in het hoger onderwijs een logische en noodzakelijke stap. Streefcijfers kunnen daarbij ook rekening houden met de omgevingsanalyse. Een hogeschool uit Brugge kan immers onmogelijk hetzelfde streefcijfer halen als een Antwerpse instelling die lokaal rekruteert. De overheid moet bewaken dat de voorgestelde streefcijfers daadwerkelijk rekening houden met de demografische situatie en evolutie. Beheersovereenkomsten zijn daartoe een geschikt en noodzakelijk instrument.
Ze geven aan de overheid een onderhandelingsmogelijkheid ten opzichte van de universiteit of hogeschool. Bijvoorbeeld om te bewaken dat de streefcijfers voldoende ambitieus zijn. Tijdens dit proces kan de overheid ook concrete acties suggereren die hun deugdelijkheid reeds bij andere instellingen hebben bewezen. Zo hoeft niet elke instelling het warm water opnieuw uit te vinden. Zonder bescherming van de beheersovereenkomsten, zullen de extra middelen al snel worden gebruikt voor andere doeleinden dan het creëren van gelijke kansen en diversiteit.
De gehanteerde streefcijfers moeten rekening houden met de beginsituatie aan de desbetreffende instelling en met de doelstelling van evenredige participatie in functie van de demografische situatie van regio en rekruteringsgebied. Hiervoor kan de overheid zich baseren op de samenstelling van de leerlingenpopulatie in het leerplichtonderwijs. De streefcijfers inzake in- en doorstroom moeten dus een groeipad volgen naar de evenredigheid.
Resultaatsverbintenissen betekenen ook dat het niet behalen van de vooropgestelde resultaten financiële gevolgen heeft. Alleen zo kan je het hogeschool- of universiteitsbeleid responsabiliseren om écht werk te maken van evenredige participatie. Een instelling die haar engagementen niet nakomt of niet behaalt, mag niet langer een blanco cheque krijgen. Daarnaast moeten hogescholen of universiteiten die zeer goed scoren, daarvoor financieel ook beloond worden.
Vandaag is dat niet zo. De verdeling van de geldpot houdt geen rekening met de aanwezigheid of het aandeel kansengroepen aan de afzonderlijke instellingen. De middelen uit het aanmoedigingsfonds worden verdeeld volgens de verdeelsleutel in de onderwijsfinanciering (dwz in hoofdzaak volgens schaalgrootte). Verhoudingsgewijs kan een grote maar zeer witte instelling dus een groter deel van de koek krijgen dan een kleine instelling met een groot aandeel 'allochtonen'. Dat is niet rechtvaardig en niet correct.
laantal kansengroepen
Momenteel is er niet bepaald voor welke kansengroepen de extra middelen van het aanmoedigingsfonds kunnen worden ingezet. 'Allochtonen' zijn niet de enige ondervertegenwoordigde groep bij de in- door- en/of uitstroom uit het hoger onderwijs. Toch pleiten wij ervoor het aantal doelgroepen van het fonds te beperken zodat universiteiten en hogescholen de aandacht kunnen concentreren op de grootste uitdaging inzake onderwijsdemocratisering: de ondermaatste doorstroom naar en in het hoger onderwijs van jongeren van andere etnische origine. Allicht bestaan er glazen plafonds voor vrouwelijke proffen, maar het aanmoedigingsfonds dient voor de groepen die in de studentenpopulatie ondervertegenwoordigd zijn. Bovendien gaan er naar aan aantal andere kansengroepen reeds structureel extra middelen in de basisfinanciering. Zo wegen beursstudenten, studenten met een functiebeperking en werkstudenten sinds 2008 in de onderwijsfinanciering extra door. Zolang 'allochtone' studenten niet in aanmerking komen voor deze extra weging in de structurele onderwijsfinanciering, dient het aanmoedigingsfonds zich in hoofdzaak op deze groep te richten. We vragen daarom dat de overheid een duidelijke en korte lijst vastlegt van kansengroepen waarvoor het aanmoedigingsfonds gelijke kansen moet creeëren. Op die manier kan de overheid bewaken dat élke universiteit of hogeschool haar verantwoordelijkheid opneemt naar 'allochtone' (potentiële) studenten.
Daarmee sluiten we natuurlijk niet uit dat de maatregelen die worden uitgewerkt met het aanmoedigingsfonds inclusief kunnen zijn of ook andere groepen ten goede kunnen komen.
lDefinitie
Vandaag de dag gebruikt zowat elke hoger onderwijsinstelling een eigen definitie van 'allochtoon'. Door deze kakofonie zijn de resultaten van het aanmoedigingsfonds volstrekt niet vergelijkbaar zijn. Bijgevolg kunnen de middelen ook zeer moeilijk verdeeld worden op basis van de resultaten. Op de ene plek telt men alle internationale studenten mee, op de andere plek registreert men 'allochtonen' op basis van thuistaal etc.
Het gaat niet op om bij gebrek aan éénvormige definitie de 'allochtone' doelgroep dan maar te laten vallen. We verzetten ons ook tegen het veelgehoorde argument dat beursstudent een goede indicator is voor 'allochtone' origine. Niet elke 'allochtone' student geniet een studiebeurs. Bovendien gaat deze benadering voorbij aan de structurele discriminaties en vooroordelen die jongeren van allochtone origine ondervinden bovenop de sociaal-economische drempels.
De overheid moet daarom duidelijkheid scheppen en een uniforme definitie. Geen enkele definitie is perfect maar dat geeft niet aangezien er toch geen individuele voordelen zijn verbonden aan de registratie. Deze dient louter dient om het beleid van hogescholen/universiteiten te vergelijken en financieel te valoriseren. Ze moet daarom wel objectief zijn, transparant en vergelijkbare cijfers opleveren.
P'A'S kan zich vinden in de definitie zoals die werd ontwikkeld door de VLOR. Deze werkt aan de hand van de nationaliteiten-historiek van de ouders en grootouders. Wel vinden we het ook belangrijk dat internationale visa-studenten niet meetellen voor de allochtone populatie. Vluchtelingen of nieuwkomers die de bedoeling hebben zich hier blijvend te vestigen, horen er volgens ons dan wel weer bij.
P'A'S pleit ook qua herkomstregio's voor een pragmatische aanpak. Het is belangrijk om landengroepen te definiëren zodat in een latere fase de definitie eventueel kan worden bijgesteld op basis van harde gegevens over de onderwijsprestaties van de verschillende deelgroepen en/of nieuwe migratiegolven. In elk geval moeten de studenten met voorouders uit de EU-15 en de Westerse mogendheden uitgesloten worden van de definitie 'allochtoon'.
lRegistratie en nulmeting
Er werd in het verleden reeds heel wat afgepalaverd over registratie. Hoewel er in de VLOR een uniforme definitie en privacyproof registratiesysteem werd uitgedokterd, blijken de instellingen hoger onderwijs niet bereid of niet in staat om zich daaraan te houden. Daarom moet de overheid haar verantwoordelijkheid opnemen en een betrouwbare monitoringssysteem voor alle instellingen invoeren. Dat kan op verschillende manieren. Ofwel veralgemeent de overheid de registratie bij inschrijving en herinschrijving van alle studenten in het hoger onderwijs. Omwille van privacyredenen moet deze vorm van registratie echter vrijwillig blijven. Dat werkt onderrapportage in de hand. Heel wat jongeren uit onze achterban zullen zich om uiteenlopende redenen niet gemakkelijk tot de groep 'allochtonen' bekennen.
Een andere en betere manier om te monitoren kan gebeuren via het rijksregister en de databanken van de administratie onderwijs. Op basis van de nationaliteitshistoriek van ouders en grootouders bij geboorte wordt het zo mogelijk worden om per hoger onderwijsinstelling het aantal en aandeel 'allochtone' studenten bij de in- en bij de doorstroom te tellen. In Nederland wordt deze manier van werken sinds jaar en dag gevolgd. Enkel de geaggregeerde gegevens worden bekend gemaakt. Ze moeten dan ook enkel dienen om het beleid te evalueren en een objectieve en rechtvaardige verdeling van de middelen uit het aanmoedigingsfonds op te baseren.
De Vlaamse overheid kan via onderhandelingen met het rijksregister ineens een instellingsoverschrijdende monitoring invoeren voor de 'allochtone' studentenpopulatie in het ganse hoger onderwijs.
lBudget
Het aandeel van het aanmoedigingsfonds op de totale overheidsenveloppe voor de basisfinanciering van hogescholen en universiteiten bedraagt 0,5% (zijnde 6 miljoen op 1,2 miljard euro. Indien je de co-financiering die de instellingen zelf moeten opleggen meetelt, kom je nog maar aan een schamele 1%. Ondertussen zijn er bovendien nog gigantisch dure operaties gepland zoals de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten en de algemene studieduurverlenging van de masters in de humane wetenschappen. Die zullen het aandeel van het aanmoedigingsfonds op de totale financiering nog doen afnemen. Als het de overheid echt menens is met evenredige participatie van 'allochtonen' en andere kansengroepen in het hoger onderwijs, dan moet ze de financiële prioriteit leggen bij een uitbreiding van het gelijke kansen- en diversiteitsfonds.
P'A'S weet wel dat de democratisering dé hoofdreden vormt voor de overheidsfinanciering van het hoger onderwijs. Gelijke kansen realiseren is bijgevolg een hoofdopdracht die niet enkel ten koste van het aanmoedigingsfonds mag komen. Daarom blijft P'A'S vragen om ook 'allochtone' studenten in de onderwijsfinanciering extra te wegen, net als de studenten met een functiebeperking of studiebeurs. Het aanmoedigingsfonds is vooral een financiële stimulans om de diversiteitsopdracht nog extra aan te moedigen. Maar deze financiële stimulans moet wel voldoende groot zijn om effect te genereren. Zoniet zullen in de toekomst sommige universiteiten of hogescholen misschien zich de vele moeite willen besparen en feestelijk bedanken voor de extra aalmoes. Een financiële uitbreiding van het fonds dringt zich dan ook op.
lInspraak en betrokkenheid
Zowel het decreet als het besluit van de Vlaamse regering bepaalt dat de doelgroepen structureel moesten worden betrokken bij het gevoerde diversiteitsbeleid en bij de concrete initiatieven. Navraag bij onze achterban leert echter dat dit nauwelijks gebeurde en al zeker niet structureel.
P'A'S pleit daarom voor een nauwere opvolging van deze bepaling. Hoger onderwijsinstellingen waaraan geen zelforganisatie van 'allochtone' studenten actief is, moeten zich richten tot het P'A'S voor een structurele inspraak en betrokkenheid van de doelgroep bij het diversiteitsbeleid.
P'A'S vraagt daarnaast ook een duidelijke rol op Vlaams niveau bij het evalueren van de in het kader van het aanmoedigingsfonds gevoerde acties en van de resultaatsindicatoren. Vandaag gebeurt deze door een ietwat schimmige commissie waarin de doelgroep niet vertegenwoordigd is. Het spreekt voor zich dat de Vlaamse overheid het goede voorbeeld moet geven ten aanzien van de hoger onderwijsinstellingen en de 'allochtone' studentenkoepel structureel betrekken bij het gevoerde beleid.
Inspraak, betrokkenheid en een kwalitatief beleid vergt tot slot ook een grotere transparantie. Het kan niet de bedoeling zijn dat instellingen de cijfers inzake in- door- en uitstroom van kansengroepen angstvallig geheim houden. Evenmin is het gezond dat good practices en bestaande know how inzake evenredige participatie niet worden gedeeld met de rest van Vlaanderen. Gezien het hier gaat om een belangrijke maatschappelijke opdracht die met belastingsmiddelen wordt gerealiseerd, vraagt P'A'S dat deze bekend worden gemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten